Van grote betrokkenheid en geringe invloed – reizend door onderwijsland
- info9110892
- 12 apr 2021
- 7 minuten om te lezen
Hij kent zijn plek: dewijzeendedwaas. Hem past bescheidenheid, wetende dat zijn blogs (nog) te weinig invloed hebben om een verschil te maken en om besluitvorming op het hoogste niveau te kunnen beïnvloeden.
Blogs over het onderwijssysteem met zijn standaardisering, rigide jaarklassensystemen, met zijn vaststaand lesstofprogramma en bijbehorende standaardtoetsen, waaronder het centraal examen ontvangen wel de waardering van lezers – waardoor ze hun waarde bewijzen – die geïnspireerd raken en/of aan het denken worden gezet, maar het signaal dat er van zijn blogs uitgaat, heeft, zoals gezegd, nog te weinig effect in het grote geheel der dingen.
Daarin staat dewijzeendedwaas niet alleen. Veel andere, betere, schrijvers, bloggers, journalisten schrijven over dezelfde onderwerpen en verkondigen vergelijkbare ideeën, maar ook hun bijdragen hebben niet geleid tot een ander besluit over het CSE en ook (nog) niet tot een duurzaam gesprek over gewenste veranderingen in het systeem.
Integendeel. Na het besluit van de minister om het examen dit jaar doorgang te laten vinden, is het op genoemde onderwerpen stil geworden in onderwijsland. De vele signalen van betrokkenen uit het onderwijsveld, het LAKS, deskundigen die wezen op de verminderde kwaliteit van het onderwijs – en dat is geen aanval op de docenten die hun stinkende best doen en hebben gedaan om in tijden van de pandemie de continuïteit en kwaliteit van hun onderwijs zo goed mogelijk te borgen en leerlingen proberen zo goed mogelijk voor te bereiden op het voldoen aan de eisen die aan hen worden gesteld – op de leefachterstand die leidt tot psycho-sociale problemen bij leerlingen, op de verminderde motivatie, de discontinuïteit van het onderwijs, om er maar een paar te noemen hebben niet geleid tot een ander besluit. Toch hebben al deze factoren invloed gehad en hebben ze geleid tot een minder goede voorbereiding van leerlingen op die komende examens. Na het besluit van de minister zijn de signalen minder talrijk en minder overtuigend en is er vooral berusting.
Als een rector zijn verwondering uitspreekt over het feit dat we stilzwijgend en aangepast op het examen afdenderen, zijn afkeuring uitspreekt over het doorgaan van de examens, omdat er veel lessen uitvallen, scholen kampen met oplopende besmettingen en leerlingen en leraren veel druk ervaren, oogst hij bijval. Ook zijn constatering dat we beter hadden kunnen vertragen en het accent hadden kunnen verleggen naar persoonsvorming en groei van jongeren om te voorkomen dat school een knellend systeem is, levert instemming op, ook van dewijzeendedwaas.
Naast de instemming die er ook is over de ruimte die wel is gecreëerd voor een andere invulling van de praktijkexamens, zie je de berusting over een “verloren strijd”. Zo merkt men op dat het momentum voorbij is, de zwijgende meerderheid mogelijk te moe is van het “alsmaar doorrennen, zonder duidelijk plan, zonder helder perspectief”, dat examens in beton lijken gegoten en dat we dit jaar en het afgelopen jaar hadden moeten gebruiken om ons onderwijs te hervormen, ofwel “Never waste a good crisis”.
Naast berusting is er teleurstelling over schoolleiders, bestuurders, de po-raad, de vo-raad en het ministerie, omdat alle argumenten van vorig jaar nog steeds valide zijn, het vertrouwen van vorig jaar op de enorme kundigheid van scholen om het jaar zonder examen af te sluiten niet is beschaamd en men aan de conclusies van toen geen vervolg heeft willen geven. Dat de minister zich niet heeft moeten verantwoorden voor zijn besluit in februari geeft te denken en lijkt de conclusie die dewijzeendedwaas al eerder trok te rechtvaardigen. De minister is onder druk gezwicht en wordt door zijn “tafelgenoten” niet ter verantwoording geroepen. Daarmee lopen het ministerie van Onderwijs en haar tafelgenoten achter – niet de toekomstige generatie kinderen – omdat het ministerie achterstand creëert door te denken in achterstand.
Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen en ook dat is onderwijs. De discussie in onderwijsland is altijd divers en niet zelden zijn ideeën en belangen tegengesteld. Wie kent niet de docent die vanuit kwetsbaarheid constateert dat een klas hem/haar het leven moeilijk maakt en dat hij of zij het zwaar heeft en wie kent niet de docent die onmiddellijk te kennen geeft het probleem niet te herkennen, omdat die klas bij hem/haar geen enkele kans krijgt om de orde te verstoren. De ondersteuningsvraag wordt niet gesteld in onderwijs en dus ontstaat er een zekere tegenstelling die vaak niet tot een constructief gesprek en/of actie leidt.
Met het feit dat men iets niet herkent, is niets mis. Integendeel. Lastig wordt het wel als de observaties en meningen van de een voorbij gaan aan de meningen en observaties van anderen. Niet zelden wordt de eigen werkelijkheid gepresenteerd als succesvol vanuit een soort van monopolie op de werkelijkheid waardoor er geen erkenning voor het probleem van de ander ontstaat en het belang en de urgentie van de mening en observatie van de ander wordt ontkracht.
Het risico bestaat dat beide partijen vanuit een zelfde houding hun verschillende meningen en verschillende observaties presenteren zonder zich te beseffen dat beide partijen het gelijk aan hun zijde hebben. Doordat ervaringen in het onderwijs verschillen, leerlingen en studenten per regio verschillen en er tussen leerlingen en studenten op dezelfde school en in dezelfde klas verschillen bestaan, dienen we, ook met oog op de diversiteit van de observator en de geobserveerde, te bedenken dat het monopolie op de waarheid niet bestaat en dat we ons bewust moeten zijn van het feit dat ieder mens/elke leerling iets anders nodig heeft. Dat iedereen een mening heeft over het onderwijs maakt het vinden van generieke maatregelen des te ingewikkelder. En dus is er bijval voor de ene partij en is er bijval voor de andere partij, blijft het bij een uitwisseling van observaties en meningen, blijft alles bij het oude en ziet de buitenwacht het onderwijs als een klaagcultuur waarin nauwelijks iets verandert.
Berusting, teleurstelling en zelfs boosheid horen bij het leven en mogen er dus zijn, zolang we er niet in blijven hangen. En zo gebeurt het de aandacht die we hadden voor het examenbesluit nu verschuift naar het Nationaal Programma Onderwijs. Ondanks de bijval voor de huidige vorm en inhoud van het programma, zo zegt iemand letterlijk dat we niet zo moeten zeuren over de gevraagde schoolscan, het plan van aanpak en het schoolprogramma, want “dat mag je toch van professionals verwachten”, lijkt er in dit geval, een krachtenbundeling op gang te komen die mogelijk van invloed kan zijn op vorm, inhoud van het programma en uitvoering in de tijd.
Zo heeft de Verus Denktank een brief opgesteld aan minister Slob die zich richt op onderwijsvertraging en aansluiting in plaats van op onderwijsachterstand, wil waken voor risico-regelreflex, wil inzetten op herstel van vertrouwen, wil investeren in kennisontwikkeling en professionalisering en de periode van het NPO wil verlengen.
Deze krachtenbundeling zou effect kunnen hebben, zeker als voldoende mensen ondertekenen. Voorwaarde voor succes is dat zij die uiteindelijk het beleid bepalen en de besluiten nemen “open staan” voor de direct en indirect betrokkenen in het onderwijsveld, professionals die weten wat ze doen en wat nodig is.
Dat het verstrekken van 8,5 miljoen daarbij vraagt om zorgvuldigheid en tijd, om te voorkomen dat het geld in de “verkeerde zakken” terecht komt, is een groot risico nu bijvoorbeeld onderwijsbureaus en adviesbureaus zich al nadrukkelijk profileren om een rol te vervullen bij de subsidieaanvraag en de inhoud en uitvoering van de onderwijsprogramma’s.
De ontevredenheid bij een deel van de betrokkenen in onderwijsland blijft bestaan over de verbeterpunten op de korte termijn en de lange termijn en daarmee blijft ook de discussie,
Zeker als het gaat om plannen op de lange termijn is de meest succesvolle weg zo lijkt het in den lande het starten van kleine onderwijsveranderingen of bewegingen die moeten hopen op een groeiende invloed.
Als scholen bewijzen op een andere manier succesvol te kunnen zijn met andere vormen van onderwijs, zullen andere scholen zich aansluiten. Een paar initiatieven zijn bezig zich te bewijzen. Op basis van de lange adem en groeiende invloed is een grote systeemverandering mogelijk, waarbij moet worden opgemerkt dat gezien het feit dat leerlingen en studenten verschillen en dus andere “dingen” nodig hebben, de vraag zich opdringt of diversiteit bij leerlingen en studenten niet moet leiden tot diversiteit in en van systemen. Als we denken aan maatwerk is de gedachte dat “one system fits all” op zijn minst onlogisch. Systeemveranderingen in verschillende scholen kunnen leiden tot een grote systeemverandering. Het vraagt moed van alle onderwijsmensen op alle niveaus om systemen te veranderen.
In de waan van alle dag, de druk op leerlingen en leraren, de ervaren werkdruk, het gedoe waar onderwijsmensen mee worden geconfronteerd en zoals hier geconstateerd het gebrek aan invloed op verandering door de grote afstand tussen beleidsbepalers en de werkvloer, worden er veel discussies gevoerd die, zoals geconstateerd, vaak verzanden, omdat zij die het beleid bepalen en de besluiten nemen niet open staan voor signalen van de werkvloer, waarvan ze te ver verwijderd zijn om die signalen te kunnen horen. Waarover dewijzendedwaas al eerder schreef, zoals in het blog “Mijn baas weet niet wat ik doe” (2 november 2020) en “De stand van zaken op de werkvloer”(30 november 2020).
Dus richten onderwijsgevenden zich op hun leerlingen en doen ze dan meestal toch maar wat er gevraagd wordt en daarmee doen ze wat het systeem vraagt, omdat de kinderen niet de dupe mogen worden. En dat is een denkfout: want als we blijven doen, wat we altijd doen, omdat leerlingen niet de dupe mogen worden, worden leerlingen de dupe, omdat het systeem voor velen niet het juiste systeem is om zich te kunnen ontwikkelen.
Omdat leerlingen niet de dupe mogen worden, worden de leerlingen de dupe en dus vraagt het van ons allen na te denken over hoe het onderwijs van de toekomst meer recht kan doen aan de diversiteit van leerlingen en studenten. Daarover kunnen we niet zwijgen en dus zal dewijzeendedwaas zijn stem blijvend inzetten. Al kent hij zijn plaats en kiest hij voor het uitoefenen van invloed, ook al is dat (nog) bescheiden, vanuit het idee dat je vooruitgang creëert als je in vooruitgang denkt.
dewijzeendedwaas.blog – 12 april 2021
Naschrift en bronnen:
Wie reist door onderwijsland komt terecht in een soms krachtige “onder”stroom van berichten met dezelfde strekking – algoritme? – die blijkbaar niet wordt gezien door belangenbehartigers en beleidsmakers of niet serieus wordt genomen, maar wel ondermijnend kan zijn. Zo schreef de Commissie Dijsselbloem al weer vele jaren geleden dat
“dat de kring van beleidsmakers onvoldoende open stond voor kritiek en waarschuwingen. De Commissie constateerde dat eigen ervaringen, in plaats van wetenschappelijk onderzoek, de onderbouwing vormden van de ingezette didactische vernieuwingen. Daarnaast bleek het politieke draagvlak belangrijker dan draagvlak in onderwijs en werd overeenstemming met het onderwijsveld bereikt met de beroepsvertegenwoordigers van belangenorganisaties. Die beroepsvertegenwoordigers, zoals eerder gememoreerd, leken daarbij dichter bij de politiek te staan, dan bij hun eigen achterban.”
(uit: dewijzeendedwaas.blog – “De levensverwachting van een discussiestuk over de toekomst van het onderwijs” 14 december 2020)
In dit blog heb ik een selectie van gemaakt uit de stroom van berichten (blogs, LinkedIn, Twitter, artikelen, etc.). Het blog maakt met name van gebruik van de brief van de Verus Denktank (website: verus.nl) en de bijdragen op LinkedIn van Jeroen Goes en Allard Bloem en een aantal verschillende reacties op hun bijdrage. De bijdragen van Jeroen en Allard hebben mij geïnspireerd tot het schrijven van dit blog.

Opmerkingen